Sommige boeken schreeuwen om aandacht. Dat begint al wanneer ze je met hun omslag intens aankijken in de boekhandel. Je slaat ze open en ze staan vol protserige woorden, die zich als haantjes verdringen om de eerste plaats. Beelden, geluiden en kleuren dringen zich aan je op en overmeesteren je. Soms is zoiets betoverend. Ik laat mij graag meeslepen. Toen las ik Als de winter voorbij is. Onopvallend, ingetogen en sober, met potlood in plaats van marker, schetst Verbogt herinneringen, (achteraf) bepalende momenten en een leefsfeer gedomineerd door melancholie. Het moet. Voor de eerste keer, een fragment. Lees. Hoe is het samen te vatten? Over het antwoord op die vraag moeten we soms nadenken. Dat kan verhelderend zijn, relativerend ook, misschien is alles uiteindelijk goed voor een glimlach. We stellen ons een verzameling voorbijgangers voor, passanten. We stellen ons voor dat we niet meer zijn dan dat. We lopen door steden, dorpen, landschappen, taferelen die ons bevallen, nieuwsgierig stemmen, uitdagen, betoveren, amuseren, opwinden. Zo lopen we en we slaan zo nu en dan wat herinneringen op- dat gebeurt min of meer vanzelf, zelfs daar hebben we geen zeggenschap over. We lopen voort, we zijn voorbijgangers, net zoals iedereen die we zien voorbijganger is. Soma vraagt iemand de weg, want er zijn mensen die de weg weten en mensen die er geen idee van hebben. Dan praten we over de weg, over de richting van de weg. We lopen even met elkaar mee omdat we dezelfde kant op moeten, misschien delen we iets van wat we aan dezelfde kant beleven, misschien delen we verontrusting of vrolijkheid, en het lucht ons op daarover van gedachte te wisselen, maar voordat we er erg in hebben is het weer voorbij en is dezelfde kant niet dezelfde kant van de ander meer. Daaraan moet je wennen en soms lukt dat maar meestal niet. Voorbijgangers, passanten. Het gebeurt dat je getroffen wordt door een blik, dat iemand je even aanraakt, terloops- per ongeluk, lijkt het, dat je getroffen wordt door een glimlach of een oogopslag, maar je beseft nauwelijks dat dat gebeurt. Later wél: je bent thuis en je denkt aan de uren daarvoor, de bewegingen die je maakte, de gang van zaken waaraan je deelnam, en ineens, je kijkt naar buiten, je ziet het avond worden, je ziet de zon zakken, je ruikt de geur van de avond en van alles wat voorbij gaat, ineens denk je aan een oogopslag of een glimlach of een aanraking, een terloopse aanraking. Die momenten blijven je bij. En bij die momenten horen mensen die je waarschijnlijk nooit meer ziet en als dat wel gebeurt, kun je geen woord zeggen over die glimlach of oogopslag of terloopse aanraking, want wat valt erover te zeggen? Is het niet zo allemaal? Is dit uiteindelijk niet alles? (uit: Als de winter voorbij is – Thomas Verbogt) Lees ook wat andere bloggers van literaire lees- & blogclub Een perfecte dag voor literatuur schreven over deze roman.
Volg Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Thomas Verbogt en Not just Any Book op Twitter.
3 Comments
|
JessicaIk schrijf. Archief
January 2019
|